Header image

Dijkversterking Rijn en IJssel ligt goed op schema

GELDERLAND-Ruim 90 procent van de dijken in het gebied van Waterschap Rijn en IJssel voldoet reeds aan de nieuwste rijksnormen. Bovendien heeft het waterschap inmiddels bijna al z’n dijken getoetst; waar het landelijk streven nog op 85 procent ligt, kan Waterschap Rijn en IJssel reeds over 98,6 procent van z’n dijken een oordeel rapporteren aan het Rijk. Dat blijkt uit de resultaten van de Derde Toetsingsronde Primaire Waterkeringen die deze maand aan het Algemeen Bestuur worden voorgelegd.

Vanaf 1996 is voor het eerst op basis van de Waterwet een landelijke toetsingsronde gemaakt langs 3500 kilometer primaire, waterkerende dijken in Nederland. Daarvan is 90 procent in eigendom bij de waterschappen; de rest behoort aan het Rijk, provincies en gemeenten. De eerste toetsingsronde beperkte zich nog tot de hoogte van de dijken; in de tweede ronde – zes jaar later – werd ook de stabiliteit beoordeeld. Daarvoor zijn veel meer gegevens nodig en daarom kon bij die tweede ronde van 30 procent van de dijken nog niet worden vastgesteld hoe stabiel ze waren.

Het streven was om in de derde toetsingsronde (2006-2011) het aandeel ‘geen oordeel’ terug te brengen tot minder dan 15 procent. Waterschap Rijn en IJssel heeft die score ruimschoots gehaald; slechts over 1,4 procent (2 kilometer) van zijn dijken kan het waterschap nog geen eindoordeel geven omdat de kwaliteit van de grasmat daar nog niet overal constant is. Door middel van aangepast beheer zal dit probleem worden opgelost.

Sinds de tweede toetsingsronde (2001-2006) heeft het Rijk de normen (de ‘hydraulische randvoorwaarden’) opgeschroefd. In plaats van 15.000 kubieke meter per seconde bij Lobith, moeten de dijken voortaan berekend zijn op 16.000 kuub rivierafvoer per seconde (dat is een aanvoer die gemiddeld eens in de 1250 jaar voorkomt). Daardoor zijn sommige dijken die in de vorige ronde nog wél voor het examen slaagden, nu niet meer op hun taak berekend. Anderzijds houdt het Rijk in deze toetsingsronde in z’n normering nog geen rekening met maatregelen die al in uitvoering zijn om in de toekomst meer ruimte te creëren voor het rivierwater, waardoor de waterkeringen ontlast worden.

Van de 144 kilometer ‘primaire waterkeringen’ van Waterschap Rijn en IJssel voldoet inmiddels 130,5 kilometer (91 procent) aan de nieuwste rijksnormen. Sinds de vorige ronde zijn problemen over een lengte van ruim 7 kilometer opgelost. Nu is 11,5 kilometer (8 procent) nog niet hoog en/of sterk genoeg. Daarvan wordt naar verwachting 6,3 kilometer opgelost doordat het programma ‘Ruimte voor de Rivier’ de waterkeringen gaat ontlasten. Langs de overige 5,2 kilometer zullen zo snel mogelijk duurzame verbeteringen worden aangebracht. In afwachting van een definitieve oplossing leveren deze dijkvakken overigens geen acuut gevaar op voor omwonenden. Ze hebben de hoge waterstanden van 1993 en 1995 doorstaan, en mochten er weer extreme waterstanden dreigen dan zijn ook ad hoc maatregelen mogelijk om op deze plaatsen het water te keren.

De belangrijkste en duurste opgaven liggen bij de Rijnkade in Arnhem (1,15 kilometer) en de damwand ter hoogte van het industrieterrein van Doetinchem (0,5 kilometer). Voordeliger en eenvoudiger, met klei en bestorting, zijn diverse plekken langs de IJssel en het Twentekanaal bij Zutphen op te lossen. De totale kosten die gemaakt moeten worden om de dijken in het gebied van Waterschap Rijn en IJssel op sterkte te brengen, hangen vooral af van de gekozen oplossing bij Arnhem; de berekeningen variëren van 9,3 miljoen euro (als de Rijnkade wordt ‘opgelapt’) tot 15,9 miljoen euro (als voor een ‘robuuste’ oplossing wordt gekozen).

In de derde toetsingsronde is ook de toestand beoordeeld van 68 waterkerende ‘kunstwerken’; dat zijn bijvoorbeeld gemalen, duikers en coupures in de dijken en kaden. Daarvan is ruim 70 procent (48 stuks) op orde, terwijl over 6 stuks nog geen oordeel gegeven kan worden. Van de 14 kunstwerken die niet aan de nieuwste normen voldoen, zijn er twee alsnog voldoende wanneer het rivierwater meer uitwijkruimte krijgt; de overige twaalf behoeven aanpassing. In de meeste gevallen wordt de aanpassing van deze kunstwerken vanzelf meegenomen in de verbetering van het dijkvak waarin ze zijn opgenomen. Een aantal van de te verbeteren overstortpijpen bevindt zich bijvoorbeeld in de toch al aan te pakken damwand langs het industrieterrein in Doetinchem.

De resultaten van de derde toetsingsronde worden door het waterschap gerapporteerd aan de provincie, die de gegevens weer vóór 15 januari naar het Rijk moet sturen. Begin juni komt het ministerie van Infrastructuur en Milieu (voorheen Verkeer en Waterstaat) met een landelijke rapportage die oktober 2011 aan de Tweede Kamer wordt aangeboden.



Ander nieuws